Wetgeving kabinet-De Quay (1959-1963)

1959

  • De Algemene Wet inzake rijksbelastingen, die regels bevat over de aangifte, de aanslagregeling, de navordering, de rechtsmiddelen, de termijnen, de verplichtingen tot het verstrekken van inlichtingen en de inzage in boeken en bescheiden, alsmede het recht van toegang tot gebouwen en gronden.

1960

  • Instelling van een Benelux-Economische Unie.
  • Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs. Deze vervangt de Hoger-onderwijswet uit 1876 en verleent onder meer rechtspersoonlijkheid aan de universiteiten. Er wordt een Academische Raad ingesteld die moet zorgen voor het contact tussen de universiteiten en hogescholen onderling en tussen deze en de maatschappij. De titel 'doctorandus' wordt ingevoerd voor hen die het doctoraal examen hadden afgelegd (uitgezonderd bij de rechtenstudie).

1961

  • Wet op de dierenbescherming, die bepalingen wijzigt in het Wetboek van Strafrecht over dierenmishandeling. Er komen regels voor dierententoonstellingen en over de handel in en het africhten van honden en katten.
  • De Prijzenwet maakt ingrijpen in de prijsontwikkeling mogelijk.
  • Financiële-Verhoudingswet 1960. De gelden uit het Gemeentefonds worden toegekend via een algemene uitkering op basis van diverse objectieve maatstaven (oppervlakte, inwonertal) en via verfijningen voor bijzondere omstandigheden. Op basis van art. 12 kan steun worden verleend aan noodleidende gemeenten.
  • Monumentenwet. De wet voert een register in van beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten, legt de waarde van kerkelijke monumenten vast en geeft provincies en gemeenten mogelijkheden om monumenten in stand te houden.
  • De Wet op het afbetalingsstelsel. Deze moet goede toepassing van het afbetalingsstelsel mogelijk maken en misbruiken zoveel mogelijk beperken. Er komt een verplichting voor kopers tot een kassastorting van ten minste 20 procent. Ingrijpen op conjuncturele gronden in de mate waarin consumptief krediet wordt verleend wordt mogelijk.
  • Door een wijziging van de Loterijwet (in afwachting van een definitieve regeling die in1964 tot stand moet komen) wordt het uitkeren van geldprijzen voor bijv. de voetbaltoto mogelijk wordt.
  • Door de Wet erkenningen tuinbouw wordt de erkenning van groentetelers, bloementelers, bloembollentelers en boomtelers geregeld.
  • Herziening van het Kinderstrafrecht, waardoor kinderen onder de 12 jaar niet meer worden vervolgd en kinderen tussen de 12 en 16 jaar onder het kinderstrafrecht komen te vallen; tussen 16 en 18 jaar wordt toepassing van het kinderstafrecht regel, in uitzonderingsgevallen kan ook tussen 18 en 21 jaar kinderstrafrecht worden toegepast. De zwaarste straf, plaatsing in een tuchtschool, wordt maximaal zes in plaats van twaalf maanden.

1962

  • Nieuwe Provinciewet die de Provinciale Wet van 1850 vervangt. De positie van Provinciale Staten wordt versterkt. Er komen provinciale commissiën. Er wordt niet langer jaarlijks een buitengewoon lid van Gedeputeerde Staten gekozen, die een beslissende stem heeft als de stemmen staakten. Deze beslissende stem wordt toegekend aan de Commissaris des Konings, die wordt vermeld als provinciaal orgaan. Diverse artikelen worden gemoderniseerd en de indeling wordt systematischer.
  • De invoering van de parkeermeter wordt wettelijk mogelijk gemaakt
  • Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en wijzigingen van de Kinderbijslagwet voor Loontrekkenden en Kinderbijslagwet Zelfstandigen. De kinderbijslag wordt een volksverzekering, die wordt gefinancieerd door premiebetaling. Met de uitvoering zijn de Raden van Arbeid en de Sociale Verzekeringsbank belast.
  • Nieuwe Boswet die naast een meldingsplicht voor vellingen een herbebossingsplicht invoert. De minister krijgt de bevoegdheid in het belang van de natuur voor vijf jaar een kapverbod in te stellen; gemeenten moeten zelf kapverordeningen opstellen.
  • De Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Overgangswet Ruimtelijke Ordening. De Wet op de Ruimtelijke Ordening bevat regels over het planologische beleid van rijk, provincies (via streekplannen) en gemeenten (via structuur- en bestemmingsplannen), geeft de minister de bevoegdheid gemeenten een aanwijzing te geven en roept planologische organen in het leven zoals de Rijks Planologische Commissie en de Rijks Planologische Dienst.
  • De Bestrijdingsmiddelenwet, die regels bevat over de handel in en het gebruik van bestrijdingsmiddelen en die ervoor moet zorgen dat bestrijdingsmiddelen veilig zijn voor mensen en (nuttige) dieren. De minister krijgt de bevoegdheid bepaalde middelen te verbieden.
  • In- en Uitvoerwet. Deze gaat uit van het beginsel van vrijheid van internationale handel, waarvan slechts bij uitzondering en bij bepaalde goederen (via een AMvB) van mag worden afgeweken.
  • Nieuwe Archiefwet, die de Archiefwet 1918 vervangt. De wet moet een deskundig beheer van archieven garanderen, ook voor de bescheiden van na 1813. Voor alle overheidslichamen worden archiefbewaarplaatsen aangewezen. Overheidsbescheiden moeten na vijftig jaar worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats. Particulieren die in het bezit zijn van uit overheidsarchieven afkomstige documenten worden verplicht deze desgewenst tijdelijk ter reproductie af te staan.

1963

  • Wet op het voortgezet onderwijs ('Mammoetwet'). Deze nieuwe wet voert m.a.v.o., h.a.v.o. en v.w.o. als nieuwe vormen van voortgezet onderwijs in en roept een brugklas in het leven als eerste klas voor het voortgezet onderwijs. U.l.o., m.m.s. en h.b.s. verdwijnen. Het gymnasium blijft echter als deel van het v.w.o. bestaan. De wet bevat verder regelingen voor het beroepsonderwijs en het lager algemeen voortgezet onderwijs.
  • De Kernenergiewet moet een gecoördineerd stimuleren door de overheid van het gebruik van kernenergie mogelijk maken. Daarnaast zijn regels opgenomen die het gevaar moet voorkomen dat aan het werken met radioactieve stoffen en ioniserende stralen uitzendende apparaten is verbonden .
  • De Wet beroep administratieve beschikkingen maakt beroep mogelijk tegen besluiten van de centrale overheid. As beroepsorgaan wordt de Kroon aangewezen, die daartoe de afdeling geschillen van bestuur van de Raad van State hoort. Vanwege te verwachten toename van de werkzaamheden van de Raad van State wordt haar ledental uitgebreid en kunnen ook staatsraden in buitengewone dienst deelnemen aan werkzaamheden van de afdeling geschillen van bestuur.
  • Algemene Bijstandswet, die de Armenwet 1912 vervangt en die ervoor moet zorgen dat iedereen beschikt over de noodzakelijke middelen voor de kosten van bestaan. De bijstand wordt verleend door burgemeester en wethouders. Verhaal op derden is mogelijk bij alimentatie.
  • Wet gevaarlijke stoffen. Deze bevat regels over het vervoer, de verpakking, de aflevering, het bewaren en het opruimen van gevaarlijke stoffen zoals chemicaliën, munitie, springstoffen en vuurwerk.